Op deze pagina is informatie te vinden over de volgende vrome familieleden:

  • Zuster Edeltrudis (Johanna Hamers)
  • Henricus Antonius Josephus Maria (Harrie) Hamers
  • Johanna Willems
  • Wilhelmina Maria Catharina (Wil) Hamers
  • Mgr. Johannes Baptista Swinkels
  • Heer Cees 'neef' van Berkel
  • Heeroom Alpheus Swinkels
  • Josephus Janssens

Inleiding

Bron: website wierook, wijwater en worstenbrood 

Nergens ter wereld zijn er in relatie tot het inwonertal zoveel orden en congregaties actief geweest als in Nederland, namelijk meer dan 200. Nergens ter wereld ook zijn er naar verhouding zoveel meisjes en vrouwen, jongens en mannen ingetreden als in Nederland. Het grootste aantal van hen kwam uit Noord-Brabant.
Deze feiten hebben betrekking op de bijna anderhalve eeuw tussen ruwweg 1850 en 1970. Daarvoor, in het begin van de negentiende eeuw, waren er nog maar weinig kloosters in Noord-Brabant overgebleven. Al tijdens de Tachtigjarige Oorlog en zeker in de periode daarna waren de meeste verdwenen, omdat iedere uiting van het katholieke geloof in de Republiek verboden was.

Anders dan de meeste oudere kloosters die vooral afgekeerd waren van de wereld en waar monniken en monialen zich wijdden aan gebed en contemplatie, waren de nieuwe congregaties vooral gericht op het lenigen van sociale noden. En die waren er genoeg. Vooral Brabant stond nog tot in het begin van de twintigste eeuw bekend om een lage scholingsgraad en een extreem hoog sterftecijfer. Daar heeft dat legioen van religieuzen ontzettend veel aan gedaan. Zij zorgden immers, naar de woorden van Christus, voor ‘de minsten der mijnen’: voor de weduwen, de wezen, de zieken, de doven, de blinden, de armen, de ongeschoolden. Door hun inspanningen groeide het niveau van onderwijs en gezondheidzorg spectaculair.


Zuster Edeltrudis

Zuster Edeltrudis is geboren in Oisterwijk 0p 30-3-1916 als Johanna Hamers, roepnaam
Jo. Zij is het 4e kind van Gerardus Bernardus (Graard) Hamers en Margaretha Brouwers. Zij is een nicht van mijn vader en daarmee een achternicht van mij.

Zuster Edeltrudis Hamers was een zuster van Charitas Roosendaal. Zij was in 1934 op 19-jarige leeftijd in het klooster getreden en enkele jaren later in het moederhuis te Roosendaal geprofest. Later moest ze naar het klooster in Oostburg en was daar werkzaam in de bejaardenzorg. Bij het bombardement van Vlissingen en Oostburg op 14 oktober 1944 zat men in de schuilkelder. Een bejaarde vrouw van 90 jaar was nog in het tehuis. Het werd steeds gevaarlijker. De overste wees zuster Edeltrudis aan, als jongste, om de vrouw te gaan halen. Hierbij werd ze door een granaat dodelijk getroffen. De bejaarde vrouw mankeerde niets. Zuster Hamers is overleden op 24-10-1944 was pas 28 jaar oud. Ze werd begraven in een massagraf van 144 doden. Later is zij opgegraven en naar een kerkhof overgebracht.

Haar naam is vermeld op het herdenkingsmonument in Oostburg (gemeente Sluis). Het monument voor oorlogsslachtoffers is een abstract beeld van roestvrij staal van Ton Koops. Het geheel is geplaatst op een arduinen sokkel. Op de vier zijden van de sokkel zijn in doorlopende leeslijnen de namen en leeftijden van 140 slachtoffers aangebracht.
SLACHTOFFERS UIT DE TOENMALIGE GEMEENTE OOSTBURG OVERLEDEN DOOR OORLOGSGEWELD 10 MEI 1940 - 5 MEI 1945

Daarnaast is haar naam ook aangebracht op een tweede monument welke op de algemene begraafplaats van Oostburg (Zld) te vinden is.

In de Mariakapel te Udenhout, een officieel 4-5 mei monument, staat haar naam op een natuurstenen gedenksteen met daarop een lauwerkrans als teken van rouw. 

In dezelfde Mariakapel is tevens de naam van nog een familielid te vinden. Het betreft Antoon Hamers, zoon van Josephus Lambertus Hamers (Sjef) en Cornelia Josefine Kahlman. Antoon is op 19-3-1947 gestorven aan longbeschadigingen door een projectiel (zie ook pagina 'In d'n oorlog'). Eerst werd gezegd dat hij aan tuberculose was overleden. Later werd hij erkend als oorlogsslachtoffer en is zijn naam bijgeschreven op een plaquette in de kapel. 

Zr. Edeltrudis

Monument algemene begraafplaats

Mariakapel Udenhout

Plaquette en gedenksteen in de Mariakapel te Udenhout


Henricus Antonius Josephus Maria (Harrie) Hamers

Harrie Hamers is geboren op 9-3-1927 te Tilburg en is de oudste zoon van Lambertus (lambert) Hamers en Elisabeth Joanna Catharina van Vlimmeren. Hij is een neef van mijn vader en daarmee dus een achterneef van mij.

Voor het overlijden van Harrie, als ook kort daarna, heeft de redactie van de website 'blik op beneden leeuwen.nl' een levensloop gepubliceerd. Deze levensloop is beschreven door zijn broer Jan Hamers en valt hieronder te lezen:

Jan Hamers schrijft:

Zoals beloofd zal ik u wat meer vertellen over mijn broer Pastoor Harrie Hamers. Allereerst was hij blij en verrast iets uit Beneden Leeuwen te horen. Hij zei: ‘Daar kent niemand mij meer maar ik vind het toch wel fijn om nog eens wat te horen.’
Op 9 maart 1927 werd Harrie Hamers geboren in Tilburg. Zijn vader kon vanwege zijn handicap geen priester worden en daarom hoopte hij vurig vanaf de geboorte van zijn oudste zoon Harrie, dat hij later priester zou worden. De religieuze vonk sloeg bij Harrie Hamers pas echt over door het werk van de kapelaan van de sacramentsparochie, waar hij woonde.

Op 19 mei 1951 werd kapelaan Hamers tot priester gewijd. De eerste parochie werd de Alphonsusparochie in Beneden-Leeuwen. Hier was kapelaan Hamers werkzaam tot 1954. Zijn leermeester pastoor Jans stopte veel energie in het bevorderen van het verenigingsleven en dat heeft kapelaan Hamers de rest van zijn loopbaan ook altijd als een belangrijke taak beschouwd.

Van 1954 tot 1966 is hij kapelaan geweest in de St.Jacob te ’s Hertogenbosch. Hij werd daar op handen gedragen speciaal omdat hij zich nogal bezig hield met de minst bedeelde medemensen en hij alles met hen vierde en organiseerde. Hij werd daardoor een echte Bosschenaar en bovendien carnavalsvierder.

Van 1966 tot 1969 was hij kapelaan te Nijmegen. Over die periode weet ik niet zoveel.

Van 1969 tot 1996 is hij pastoor geweest in Geldrop. In 1970 kreeg hij de opdracht een parochie met kerk op te richten in de nieuwbouwwijk de Coevering. Ook daar woonde en werkte hij tussen de mensen. De Kerk van de Coevering is en was een moderne ontmoetingsplaats voor velen. Hij is daar gebleven tot 1981 en toen werd er in Geldrop een grotere parochie ( een soort stadsparochie) gevormd en werd hij Pastoor van Maria Magdalena te Geldrop. Daar heeft vorm gegeven aan een pastorale groep, die tot op heden nog steeds veel contact met hem hebben.

In 2007 wilde hij het rustiger aan gaan doen en werd op zijn verzoek aangesteld in het Verpleeghuis Barbara te Wijbosch (een klein plaatsje tussen Veghel en Schijndel, red.) om daar de diensten te houden met ondersteuning van Pastor. Hij verhuisde daarvoor naar Eerde. Doch na 3 maanden overleed daar de Pastoor en ging hij die “tijdelijk” waarnemen. Na 1 jaar kwam er een nieuwe pastoor, maar die vertrok alweer na 3 maanden en wederom nam hij het stokje over.

Ook daar leefde hij met en onder de mensen. Hij zat in de Dorpsraad, is tot op vandaag lid van de biljartclub “Het vrolijke Stootje”. Is nog steeds lid van het Gemengd Parochie Koor. Was lid van het koor van de KBO en verwoed supporter van het voetbal. Nam deel aan carnaval als tonprater enz. enz.

In maart 2007 vierde hij nog zijn 80e verjaardag met velen doch in mei 2007 sloeg het noodlot toe. Hij werd ’s morgens om 7.00 uur getroffen door een herseninfarct en dat werd pas ’s middags om 13.00 uur ontdekt.

Na een revalidatie van enkele maanden is hij weer teruggekeerd naar Eerde. Fysiek was hij weer helemaal de oude maar hij kon in zijn geheel niet meer communiceren. Spreken, schrijven en lezen ging niet meer. Voor iemand zoals mijn broer een “drama” van ongekende grote. Doch hij probeerde zo goed en zo kwaad als het ging nog aan vele dingen deel te nemen. Zo fietste hij nog minstens 2 tot 3 maal per week naar Wijbosch.

Doch in mei 2010 sloeg het noodlot weer toe. ’s Nachts struikelde hij in de badkamer en terwijl hij zich vastklampte aan de wastafel brak die af met als gevolg dat het gehele huis blank stond. Want dat gebeurde ’s nachts om 1.00 uur en eer hij beneden was, was het al 5.00 uur in de morgen.

Daarom is hij in augustus 2010 verhuisd naar een aanleunwoning in Veghel. Hij woont daar nog steeds zelfstandig maar krijgt nu verzorging vanuit het verpleeghuis De Watersteeg.

Het gaat redelijk goed met hem doch hij verbaasd zich nog steeds over wat er mei 2007 met hem gebeurd is.

Namens hem:
Jan Hamers
Oisterwijk

Verder valt te vermelden dat Harrie op 19 mei 1951 in 's Hertogenbosch tot priester is gewijd. In 2007 werd onderstaand verhaal opgetekend in het wijkblad Coevering Geldrop:

Tijdens de eerste avond van de avondvierdaagse kwamen we Pastor Sanders tegen. Na een “goede avond meneer pastoor, hoe gaat het” wist de pastor te melden dat het goed met hem ging. Direct kwam het verhaal op pastor Hamers. Die is een week of 2 geleden gevonden in zijn huis na een beroerte. Op dit moment gaat het weer enigszins op zijn spraak na. Pastor Hamers kan een paar woorden zeggen, maar bijna geen zinnen meer. Volgens Pastor Sanders lag het in de verwachting dat hij niet meer terug naar huis zou kunnen en opgevangen moet worden in een verzorgingshuis.

Harrie Hamers is overleden op 9-9-2011 te Wijbosch (nabij Schijndel). Hij is begraven op 15-9-2011 te Eerde.


Johanna Willems

Johanna Clasina Maria Willems is geboren op 20-5-1927 te Udenhout “onder de toren van de Lambertuskerk” en is een dochter van Antoon Willems en Johanna Maria Hamers. Zij is een nicht van mijn vader en daarmee een achternicht van mij.

Zuster Antonie (Johanna) Willems zat bij de Franciscanes van Mariadal.
Na haar schooltijd werkte Johanna enkele jaren in het ziekenhuis in Tilburg en daarna in een particulier huishouden. In januari 1951 ging ze naar het klooster van de Franciscanessen van Mariadal in Roosendaal, waar ze haar geloften heeft afgelegd in 1953. Zuster Antonie heeft gewerkt als kok, in de huishoudelijke dienst, voor de kinderzorg van het internaat, voor de zorg van zieken en als gastvrouw bij vergaderingen en cursussen in kloosters in achtereenvolgens Breda, Zundert, Oegstgeest en Roosendaal. Ook heeft ze het vak van pedicure geleerd, dat ze nog altijd met veel plezier uitoefent. Haar ideaal is “dienstbaar zijn voor medemensen uit liefde voor God en de naaste”, dat ze samen met haar medezusters in praktijk brengt. In augustus 2003 vierde zuster Antonie haar gouden kloosterfeest.

Bron van bovenstaande tekst: boek 'Over Heeroom en tante zuster' het Schoor

Als soeur (zuster) droeg zij de naam: Marie Antonie. Op maandag 12 augustus 1957 heeft zij haar eeuwige gelofte afgelegd in het Franciscanesseklooster "Mariëndaal" (nu Mariadal) te Roosendaal. 

De officiële naam van deze Congregatie is:
Zusters Franciscanessen Penitenten Recollectinen van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria
 


Wil hamers

Wilhelmina Maria Catharina (Wil) is de jongere zus van mijn vader. Wil (tante Nonneke) is geboren op 17-12-1937 te Tilburg.

Van Wil is momenteel nog weinig bekend. Wat ik wel weet is dat ze in 1955 reeds verpleegster was en in december 1955 verhuisde naar de Meezenstraat 2 te Leiden. Waarschijnlijk ging ze hier in de kost. Later verblijft ze ook nog in Arnhem om in april 1961 van de Cattepoelseweg 289 aldaar terug te verhuizen naar het Lindeplein 25 te Tilburg. 
Wil heeft als verpleegster in het Elisabeth ziekenhuis Tilburg gewerkt om daarna te gaan studeren aan het conservatorium in Den Haag. Vervolgens is zij naar Finland geëmigreerd om daar voor de Finse TV te gaan werken. Via Finland beland ze in Duitsland alwaar ze met een vriendin een schapenfarm runt. Tot slot keert zij weer terug naar Nederland en treedt toe tot de "Ongeschoeide Karmelietessen van de Orde van de Zalige Maagd Maria van de Berg Karmel", kortgezegd de Karmelietessen.

De Karmelietessen is een zeer strenge orde. Zij beschouwen zichzelf dan ook als kluizenaressen die in gemeenschap wonen. Zij verblijven in een slotklooster. Dit betekent dat ze altijd binnen de clausuur blijven. Een vrij gekozen slotleven waarin hun afzondering en eenzaamheid het meest gewaarborgd is. Ze gaan daarom niet uit en hebben een materiele afscheiding tussen hun en bezoekers in de spreekkamer, tussen het koor en de kapel en tussen de (mooie!) tuin en de aangrenzende omgeving. Tralies en een hoge slotmuur helpen zo een "woestijn" te scheppen waarin het karmelideaal beleefd kan worden.

Ze leiden dus een leven in stilzwijgen, eenzaamheid en gebed.


mgr. Johannes Baptista Swinkels

Johannes Baptista (Jan) is geboren op 14 april 1810 te Woensel als zoon van Jean Baptista Swinkels en Anna Maria Leurs. Johannes is geboren op het klooster Mariënhage en groeide op in Helmond waar zijn ouders eigenaar waren van de herberg de Groote Leeuw aan de Markt en de daarnaast gelegen Kleine Leeuw aan de Veestraat.

Na zijn gymnasiale studie te Helmond en een theologische studie op Herlaar te Sint-Michielsgestel wordt hij op 24 september 1834 tot priester gewijd door monseigneur van Wijckerslooth te Warmond. Hij is leraar te Oudenbosch en in 1838 wordt hij rector van de Latijnse school in Helmond, welke hij tot bloei bracht. In 1845 treedt hij te Sint-Truiden toe tot de Congregatie van de Allerheiligste Verlosser, ook wel genoemd de orde der Redemptoristen. Hij was op veel plaatsen in Nederland en België werkzaam als Redemptorist. In 1851 wordt hij belast met de in die dagen moeilijke taak der stichting van een Redemptoristenklooster aan de Keizersgracht te Amsterdam. In 1855 (tot 1865) wordt hij benoemd tot provinciaal der Nederlands-Engelse provincie van zijn Congregatie.

Op 30 juli 1865 droeg Paus Pius IX de Surinaamse missie op aan de redemptoristen en op 12 september van dat jaar werd de toen 55-jarige Swinkels door aartsbisschop Joannes Zwijsen te ’s-Hertogenbosch tot titulair bisschop van Amorium gewijd en benoemd tot apostolisch vicaris van Suriname. Sinds het overlijden van de vorige apostolisch vicaris, monseigneur Schepers in november 1863, was deze functie in Suriname vacant geweest.

Na zijn bisschopswijding op 15 oktober 1865 vertrok Jan Swinkels op 12 december met drie andere Redemptoristen van de Keizersgracht met het zeilschip 'De Jonge Eduard' vanuit Den Helder naar Paramaribo, hoofdstad der kolonie. Omdat ze in Den Helder een aantal maanden moesten wachten op gunstige wind arriveerden zij pas op 26 maart 1866. Onder de meereizende geestelijken bevond zich ook Lambert Swinkels de broer van Jan die sinds 1858 ook in het Redemptoristenklooster verbleef. Lambert (geboren in 1816) was lekenbroeder en overleed al enkele maanden na aankomst, in augustus 1866, aan de gevolgen van het tropische klimaat.

Van de vijf priesters die op dat moment in Suriname actief waren keerden drie terug naar Nederland en sloten twee zich aan bij de redemptoristen, te weten de priesters Donders en Romme. Eerstgenoemde werkte op de missiepost Batavia, een afzonderingsoord voor melaatsen en op dat moment de enige plek waar de koloniale regering het aan de Rooms-katholieke kerk toestond landslaven te bekeren en sacramenten toe te dienen. Op 9 december 1866 diende Mgr. Swinkels bij zijn eerste bezoek aan Batavia het heilig sacrament des vormsels toe.

Op de website van de OLV kerk in Amsterdam wordt het volgende beschreven:

Het was de taak van Swinkels en zijn paters om het pionierswerk van Surinames priesters voort te zetten. Veel priesters waren er toen niet. Kort voor de aankomst van Swinkels was de Amsterdammer Jacob Grooff, die vooral in Paramaribo werkte, overleden. En verder was er de Brabander Petrus Donders, die aan de Coppenamerivier in de tot melaatsenkolonie omgebouwde plantage Batavia voor de melaatsen werkte. Grooff en Donders waren zo ongeveer als eersten begonnen de plantages te bezoeken en slaven te dopen. Donders sloot zich al snel bij de Redemptoristen aan om met hun hulp zijn werk voor de melaatsen voort te zetten. Verder waren er in Paramaribo al Zusters franciscanessen van Roosendaal actief in onderwijs en weeszorg.

Mgr. Swinkels Paramaribo 1871 

Het lot van de slaven begon rond de periode van de aankomst van Swinkels in Suriname te keren. Paus Gregorius XVI had zich in 1839 tegen de slavernij uitgesproken. Ook Peerke Donders was ertegen. Hij schreef in die tijd aan de vroegere kapelaan Van Someren in Tilburg: Dit alles, hoop ik, zal met Gods goedheid het vrijgeven der Slaven bespoedigen. Ja, de goede God, zo hoop ik, zal in zijn barmhartigheid en gerechtigheid het lot van de ongelukkige en zo lang verdrukte slaaf verzachten en hem die vrijheid schenken, waardoor hij in staat zal zijn om zijnen Schepper te kunnen kennen en opregt te dienen. 
De eigenlijke afschaffing van de slavernij vond plaats op 1 juli 1873. Deze dag wordt in Suriname en Amsterdam herdacht als de feestdag Keti Koti (de ketenen zijn gebroken).

Voor de komst van de Redemptoristen in 1815 waren er maar 400 katholieken in Suriname. Dat aantal was in 1859 door het werk van priesters als Grooff en Donders gegroeid tot 9.500 in 1859 en tot 12.000 bij de komst van Swinkels.
De paters moesten daartoe vele talen leren, waaronder Sranan, Indianentalen, Javaans, Chinees en Hindi. Overal in Suriname werden kerken, zorginstellingen en scholen gebouwd. De priesters trokken van dorp tot dorp langs de rivieren in het bosland en bleven overal enkele dagen (rondtrekkende kerk).

Swinkels en Peerke

Swinkels bezocht regelmatig de staties, nederzettingen en plantages waar zijn priesters missiewerk verrichtten. Met betrekking tot de slavernij schreef Swinkels in een brief naar zijn familie in Nederland: “Onze arbeid zou nog meer vrucht dragen als de zogenaamde beschaafde Europeanen zich niet zo onbeschoft zouden gedragen. Velen hunner overtreffen den slechtsten neger in zedeloosheid, ongeloof en bijgeloof,...”.
Tijdens zijn reizen ontmoet hij Peerke Donders die hij in februari 1867 roemt in een brief:

Op 24 juni 1867 legt Peerke de kloostergelofte bij hem af om zodoende tot de Redemptoristen toe te treden.
Petrus (“Peerke”) Donders werkte 44 jaar lang op Batavia in Suriname. Hij verzorgde daar de zieken en hoorde hun problemen aan. De melaatsen lagen daar in hutten op de grond en moesten met hun verminkte ledematen hun eigen eten bereiden. Dagelijks trok Peerke rond om de zieken te bezoeken, hen te verzorgen, te bemoedigen, stervenden op hun dood voor te bereiden en doden te begraven. 's Nachts sliep hij op de plankenvloer en bracht vele uren door met bidden. Regelmatig trok hij met een tentboot het oerwoud in door de Copename, Wayombo en Nickerie rivier om indianenstammen te bezoeken en sliep dan eenzaam in een hangmat in de wildernis. Peerke overlijd in 1887 in Batavia en wordt in 1982 zaligverklaard. 

Na een verblijf van bijna 10 jaar in Suriname stierf Mgr. Swinkels in september 1875 in Paramaribo op 65-jarige leeftijd.
In een artikel staat mooi omschreven: "Hij stierf tengevolge van bovenmatige arbeid, waartegen zijn zwakke gezondheid niet bestand bleek".


Postzegels

Met dank aan M. van Antwerpen

Serie postzegels van Suriname uitgegeven in 1966 ter
gelegenheid van het eeuwfeest van de Paters Redemptoristen.
Van links naar rechts:
Peerke Donders (1809-1887)
Kerk-Pastorie op plantage Batavia (Coppename 1844)
Mgr. J.B. Swinkels (1810-1875), overste en stichter van de Redemptoristen-gemeenschap in Suriname
Kathedraal te Paramaribo, 1885

Is Mgr. Swinkels familie?

Het antwoord daarop is 'ja' getuige onderstaand schema die ik heb gemaakt. Weliswaar moeten we terug tot ongeveer 1650, maar toch.


heer cees neef van berkel

Cees van Berkel is op 12-12-1904 geboren te Tilburg als Cornelius Petrus van Berkel. Hij was de zoon van Henricus Cornelis (Harry) van Berkel en Anna Clasina van Venrooij. Harry was de oudste broer van mijn overgrootmoeder (Maria Adriana), en daarmee was Cees een neef van mijn oma. Bij mijn oma thuis werd hij altijd gekscherend 'heer Cees neef' genoemd in plaats van heerneef Cees.

Cees trad toe tot De Sint Jozef Congregatie van Mill Hill. Het is een echte missiecongregatie opgericht met als doel het evangelie te verkondigen onder de niet-geëvangeliseerde volkeren buiten Europa. Het is een Engelse congregatie, en het moederhuis van deze missionarissen staat nog steeds in Mill Hill, een wijk in Groot-Londen. De aanspreektitel van een priester was daarom ook in het Engels; Father. Hoe Engels deze missiecongregatie ook lijkt, er is ook een belangrijk Nederlands (Noord-Brabants) aandeel. In Noord-Brabant hadden de Missionarisen van Mill Hill huizen in Roosendaal (Mill Hill College en missiehuis Sint Jozef) en in Tilburg (Sint Jozef-Studiehuis). 

Kapel St. Josephs college, Mill Hill

Op zondag 20 juli 1930 heeft Cees zijn Heilige Priesterwijding ontvangen in de kapel van het St. Josephs college te Mill Hill (Londen). Hij wordt vervolgens aangesteld als leraar in Hoorn.
Op 27 juli 1930 houdt Cees zijn eerste plechtige Heilige Mis in de parochiekerk van de Noordhoek (Heilig Hart). Zijn broer (Frans van Berkel) treedt tijdens de dienst op als ceremoniarius.
Getuige alle artikelen heeft hij de Noordhoek altijd een warm hart toegedragen. Wellicht ook omdat zijn vader (Harry) bekendheid verwierf als directeur van de Harmonie "Opwaarts" en het zangkoor van de parochie Noordhoek.

Exact een jaar na zijn Priesterwijding wordt Cees benoemd voor het studiehuis St. Joseph's te Tilburg. Hier doceert hij tot 1937 literatuur en muziek geschiedenis. 
Op 12 juli 1936 wordt hij benoemd voor de missie naar Oeganda en in juli 1937 slaagt hij voor het post-graduate examen aan de Londen Universiteit, Colonial Department. In september van dat jaar vertrekt hij voor de missie naar Kampala in Oeganda. Hier is hij leraar aan het klein-seminarie voor de opleiding van inlandse priesters.
Van 1940-1948 is hij belast met het onderwijs aan de school tot vorming van inlandse leerkrachten en geeft les in de inheemse taal. Hij leidt uiteindelijk zo'n 200 leerkrachten op.
Op 20 juli 1955 viert hij zijn 25 jarig jubileum als priester. In 1956 is hij rector van het Groot-seminarie "O.L. Vrouw van altijd durende bijstand" te Gaba, in het bisdom Kampala, waar hij op dat moment 34 studenten in opleiding heeft tot priester.

Uit een artikel in de Maasbode van november 1960 blijkt dat Cees pastoor is van de melaatsen parochie Nyenga. Cees overlijd op 2 oktober 1976, na langdurig lijden, in het Missiehuis Vrijland te Oosterbeek. Op woensdag 6 oktober wordt hij begraven op het eigen kerkhof van Vrijland.


Heeroom Alpheus Swinkels

Pater Alpheus Swinkels van de O.F.M. (Ordo Fratrum Minorum) werd geboren in Venray als Jacobus Theodorus Swinkels op 19 oktober 1902. Hij is een zoon van Wilhelmus Johannes Swinkels en moeder Johanna Coopmans. Na het gymnasium trad hij in bij de Franciscanen. In 1929 werd hij tot priester gewijd. In 1930 vertrok hij naar China en werkte er onder zeer moeilijke omstandigheden. Na de oorlog werd hij, net als vele missionarissen, gevangen genomen en uitgewezen door de communisten. In 1949 verhuisde hij naar Pakistan waar hij werkte als directeur van een jongensweeshuis, leraar en kapelaan. Vier jaar later ging hij naar India als gardiaan van het klooster in Palmaner. In 1971 kwam hij voorgoed weer terug in Venray, waar hij op 28 juni 1980 overleed (zie zijn graf).

Pater Alpheus was een halfbroer van mijn overgrootvader (Martinus Swinkels) en werd thuis doorgaans als Heeroom aangesproken.

Maandschrift Sint Antonius 3-1957

Pius Almanak 1935


Josephus Janssens

Josephus (Sjef) Janssens is de jongste zoon van Johannes Janssens en Maria Anna van Doormaal. Josephus wordt geboren op 21-4-1871 te Tilburg. Mijn overgrootvader, Petrus Cornelis Janssens, is de oudere broer van Josephus. 

Over Josephus is op dit moment eigenlijk weinig bekend. Hij was missionaris van het Heilig Hart die beter bekend zijn als de "Rooi Harten" vanwege het vignet met een rood hart wat de paters op hun habijt droegen. Hun Missiehuis bevond zich aan de Bredaseweg te Tilburg. Dit Missiehuis werd in 1890 in gebruik genomen. Aardig detail is dat de achtertuin van het ouderlijk huis van mijn moeder aan de Akkerstraat 99 grensde aan de tuin van het "Rooi Harten" klooster.
Bekend is dat Josephus op 24 januari 1899 naar Borgerhout(B) vertrekt. Hoogstwaarschijnlijk naar het Missiehuis van dezelfde congregatie aldaar. Onbekend is wanneer hij voor een missie wordt uitgezonden. Sinds november 1910 was Josephus, wiens geestelijke naam Jozef was, missionaris op de Philippijnen. Hij overleed aldaar eind juni 1912. De getoonde rouwadvertentie is van 1 juli 1912.

Tilburg, Missiehuis rond 1900


Maak jouw eigen website met JouwWeb